«Van mij hoeft niemendal bewaard, / ik ben een naakte in mijn lijden. / Tweesnijdend, scherp geslepen zwaard, / wat talmt gij toch, in uw kastijden? Geen zoet systeem verlangt mijn hart, / geen fijne leer om te plezieren, / mijn geest dwaalt rond, stom en verward, / om eens zijn Golgotha...»
«Een bliksemschicht viel in de stroom. / Het water warmde niet tot stoom. / Maar dat hij tot de bodem stiet, / hij hoort het door 't gemurmel niet. Maar ook de felle bliksemschicht / verloor meteen het levenslicht. / De hele zaak was van de kook... / En ik vergeef, doe jij dat ook.»
«Het lichtte. De nachtzuster zuchtte. En kuis / bedekte ze zich met een achteloos kruis; / ze klikte niet langer met pennen van staal. / De zaalwacht kwam langs met de arts van het huis. / De dode ging buiten uit zijn hospitaal. En al die tijd bracht ik met kaartspelen zoek, / of las uit g...»
«Aan de Dnjepr opgesteld, schoot men hem dood, / Broer was ver, zus hoorde niet het knallend lood. / Maar in Siberië viel reeds de eerste sneeuw / en een bleke man stond op, zei met een geeuw / ''k Voel het ijzer in mijn borst, een scherpe punt. / Kiev, Kiev, kijk eens even, als je kunt......»