Een held're maanverlichte nacht,
Haar schaduw nog onaangeraakt,
Nog regeert het, niet bedacht,
Dat de dag reeds is ontwaakt, —
Hoewel het traag en bedeesd
Straal voor straal laat flonk'ren.
Duisternis echter nog beheerst
De hemel vol stralende triomfen.
Maar niet in een tel of twee-drie,
Verdampt de nacht over de aard',
En de dag zich vol schittering
Plotseling aan ons openbaart...
На небе месяц — и ночная
Еще не тронулася тень,
Царит себе, не сознавая,
Что вот уж встрепенулся день, —
Что хоть лениво и несмело
Луч возникает за лучом,
А небо так еще всецело
Ночным сияет торжеством.
Но не пройдет двух-трех мгновений,
Ночь испарится над землей,
И в полном блеске проявлений
Вдруг нас охватит мир дневной...
«Ik geloof niet in voorgevoelens en voortekenen / vrees ik niet. Noch voor laster, noch voor gif / sla ik op de vlucht. In het licht is er geen dood. / Wij zijn allen onsterfelijk. Alles is onsterfelijk. Je / hoeft de dood niet te vrezen, niet op je zeventiende / en ook niet als je zeventig...»
«Ik sloot jou in mijn hart, mijn maat, mijn dolk, / Sinds jaar en dag mijn onderkoelde kameraad, / Gesmeed werd jij door vrijgevochten ruitervolk, / Geslepen door een christenhart vervuld van haat. Door lelieblanke hand wist jij jouw heft omvat, / Als aandenken aan wat — aan wíe — ik ac...»
«Een held're maanverlichte nacht, / Haar schaduw nog onaangeraakt, / Nog regeert het, niet bedacht, / Dat de dag reeds is ontwaakt, — Hoewel het traag en bedeesd / Straal voor straal laat flonk'ren. / Duisternis echter nog beheerst / De hemel vol stralende triomfen. Maar niet in een t...»
«Door de wintergeest bezworen / Staat het stille bos verstijft, / Onder een sneeuwdek verloren, / Onbeweeglijk, haar stem bevroren, / Maar de wonderlijke luister blijft. Roerloos staat het bos bevangen, / Ongestorven, het leven niet verloren. / Door een toverdroom gevangen, / Geketend ...»