Lucht en raam, na lange strijd, fel en geducht...
Gele berken die het sparrenwoud verstoren,
en daarachter dan de lichtlichblauwe lucht
en de zachte bedden van het komend koren.
Vol valse adem schiet de stoomlocomotief
stampend razend voort, met dode donderslagen,
maar de ziel van de natuur wordt stil en lief
in bewegingloze gloed met ons gedragen.
Komt er nooit een einde aan de diepe kloof?
Kan de vijandschap zich ook gewonnen geven,
helder samengaan in zegenrijk geloof —
motor zonder ziel en onbeweeglijk leven?
Посвящается В. П. Гайдебурову
Воздух и окошко, добытые с боя...
Желтая береза между темной ели,
А за ними небо светло-голубое
И хлебов грядущих мягкие постели.
С призраком дыханья паровоз докучный
Мчится и грохочет мертвыми громами,
А душа природы с ласкою беззвучной
В неподвижном блеске замерла над нами.
Тяжкому разрыву нет конца ужели?
Или есть победа над враждою мнимой,
И сойдутся явно в благодатной цели
Двигатель бездушный с жизнью недвижимой?
«Liefde krijgt ieder individu / mee vanaf de geboorte. / Maar tussen verplichtingen enzovoort / om den brode / en meer van die / daaglijkse noden / versteent 's harten grond tot de bodem. / Het hart kreeg een lijf aan, / het lijf weer een hemd. / En kon het daarbij nou maar blijven!...»
«Wat ik meekreeg aan liefde was heel normaal. / Maar een mens / wordt van kindsbeen / tot werkezel afgericht. / Dus ik naar Rions waterkant aan de haal, / liep de kantjes eraf, / op de loop voor iedere plicht. / Moeder de pest in: / ‘Smerig klein ettertje!’ / Pa beloofde een ste...»
«Jeugd heeft een massa bezigheden. / Onze lieverdjes stampen we vormleer en spelling in. / Maar ík / werd de vijfde klas uitgesmeten. / Daarna smeet men me Moskouse cel na cel in. / In uw / knus / en huiselijk wereldje / worden krullige slaapkamer-lyriekers opgekweekt. / Wat koop i...»
«U kent Frans. / Bent een taalbent een rekenwonder. / Uitstekend! Bijzonder! / Máár — / kunt ú met een woonblok een lied aanheffen? / En heeft u soms enig besef / van wat trams bespreken onder / mekaar? / Het menskuiken kijkt / maar net / uit zijn dop, / of hij zit achter b...»