Ik heb een hekel aan die kleur
die eeuwig zij vervloekt –
het zijn de jaren van terreur,
de doodstraf die hij boekt;
de hete gloed van spijkerstaal
en van het beulsgewaad;
de foltering van mensentaal,
waarin de hel vergaat;
trompetgeschal en zegepraal,
het zwaard van elk geslacht;
het bloed dat vloeit, oneindig maal,
en richt tot God zijn klacht.
Мне ненавистен красный цвет,
За то, что проклят он.
В нем — преступленья долгих лет,
В нем — казнь былых времен.
В нем — блеск дымящихся гвоздей
И палачей наряд.
В нем — пытка вымысел людей,
Пред коим бледен ад.
В нем — звуки труб, венцы побед,
Мечи — из рода в род…
И кровь, текущая вослед,
Что к Богу вопиет!
«Liefde krijgt ieder individu / mee vanaf de geboorte. / Maar tussen verplichtingen enzovoort / om den brode / en meer van die / daaglijkse noden / versteent 's harten grond tot de bodem. / Het hart kreeg een lijf aan, / het lijf weer een hemd. / En kon het daarbij nou maar blijven!...»
«Wat ik meekreeg aan liefde was heel normaal. / Maar een mens / wordt van kindsbeen / tot werkezel afgericht. / Dus ik naar Rions waterkant aan de haal, / liep de kantjes eraf, / op de loop voor iedere plicht. / Moeder de pest in: / ‘Smerig klein ettertje!’ / Pa beloofde een ste...»
«Jeugd heeft een massa bezigheden. / Onze lieverdjes stampen we vormleer en spelling in. / Maar ík / werd de vijfde klas uitgesmeten. / Daarna smeet men me Moskouse cel na cel in. / In uw / knus / en huiselijk wereldje / worden krullige slaapkamer-lyriekers opgekweekt. / Wat koop i...»
«U kent Frans. / Bent een taalbent een rekenwonder. / Uitstekend! Bijzonder! / Máár — / kunt ú met een woonblok een lied aanheffen? / En heeft u soms enig besef / van wat trams bespreken onder / mekaar? / Het menskuiken kijkt / maar net / uit zijn dop, / of hij zit achter b...»