Aan de Dnjepr opgesteld, schoot men hem dood,
Broer was ver, zus hoorde niet het knallend lood.
Maar in Siberië viel reeds de eerste sneeuw
en een bleke man stond op, zei met een geeuw
''k Voel het ijzer in mijn borst, een scherpe punt.
Kiev, Kiev, kijk eens even, als je kunt...!'
'Kiev, Kiev!' zoemde en herhaalde elke lijn.
Rampspoed spreekt ons toe, roept op de pijn.'
'Kiev, Kiev' krijsten kranen van hun kant.
Echelons marcheerden naar het avondland.
En de Siberiërs, verbeten en geducht,
slaakten smartelijk hun woeste mensenzucht...
Привели и застрелили у Днепра.
Брат был далеко. Не слышала сестра.
А в Сибири, где уж выпал первый снег,
На заре проснулся бледный человек
И сказал: «Железо у меня в груди.
Киев, Киев, если можешь, погляди!..»
«Киев, Киев! — повторяли провода. —
Вызывает горе, говорит беда».
«Киев, Киев!» — надрывались журавли.
И на запад эшелоны молча шли.
И от лютой человеческой тоски
Задыхались крепкие сибиряки…
«Nacht, straat, lantaarn, drogisterij, / een wereld voos en afgestompt. / Een kwart eeuw gaat misschien voorbij — / dit alles blijft. Geen mens ontkomt. Je sterft — en weer hetzelfde wacht, / met alle dingen als ze waren: / nacht, ijzig water in de gracht, / drogisterij, straat, en ...»
«Helder een meisjesstem zong in het kerkkoor / van al wie moe zijn in vreemde stad, / van 't zeeschip dat uit de haven wegvoer, / van al wie blijdschap lang reeds vergat. De koepel weerkaatste van hoog die woorden, / en licht viel op een witte japon, / en elk uit het duister keek toe en ho...»
«Ik heb naar grootheid, naar succes, naar glorie / op deze bitt're aarde niet getaald, / zolang mij jouw gelaat op tafel voor me / in 't simpel lijstje maar heeft toegestraald. 't Uur kwam, en jij ging heen, het huis ontstolen. / In nacht wierp ik de ring van goed en kwaad. / In and'rer ha...»
«Ik dwaalde in oktober door de nevel / en zocht in geheugen 't refrein / (o, tijd van onkreukbaar beleven / o, liefde van meisjes niet veil) / en daar, uit de donkere nevel / herrees het verloren refrein. / / Mijn jeugd kwam terug, ging ik dromen, / en jij, als in leven, en jij...»